enkel voor abonnees

Toen een Belgische jongen nog naar het leger moest

interview - 17 12 2019
Soldaat met legerdienst
Dominique Piedfort

Tot in de jaren 1990 bestond in België de dienstplicht. Werd een Belgische jongen 18 jaar? Dan moest hij het leger in. 25 jaar geleden kwam er een einde aan die plicht. Daarom is er nu een tentoonstelling in het Huis van Alijn in Gent. Die heet ‘Mijn legerdienst’.



31 december 1992 was een speciale dag in België. Er kwam een nieuwe wet die veel jongens blij maakte. Want ze waren niet meer verplicht om bij het leger te gaan. Het duurde nog wel een tijd voor de dienstplicht echt voorbij was. Pas in 1995 had het Belgische leger alleen maar soldaten die zelf kozen voor dat werk.

Burgerdienst

Niet elke jongen van 18 jaar moest naar het leger. Was je nog student? Dan moest je pas na je studies naar het leger. Ook jongens met een handicap moesten niet naar het leger. Had je maar een lichte handicap? Dan was er eerst een keuring door dokters van het leger. Sommige jongens deden alsof ze een handicap hadden. Soms lukte dat. Dan moesten ze niet naar het leger.

Ook jongens met veel broers hadden geluk. In een gezin moesten maar twee zonen naar het leger. Je kon ook voor een andere dienst kiezen. Dat was de burgerdienst. Je moest dan werken voor een organisatie die een nut had voor de maatschappij. Maar burgerdienst duurde zeker een half jaar langer.

Duitsland

Na de Tweede Wereldoorlog was er ook een Belgische dienstplicht in Duitsland. Heel wat jongens trokken naar Belgische kazernes bij de grens met Oost-Duitsland. Want het communisme was toen een gevaar voor het Westen. In Duitsland duurde de dienstplicht ook minder lang. Dat was acht maanden.

Je kon ervoor kiezen om dicht bij huis naar een kazerne te gaan. Dan moest je langer in het leger blijven. Maar je kon wel elke dag naar huis. Dat was ook zo voor mij. Ik werkte een jaar als soldaat.

 

Mijn leven als soldaat

Ik ging werken bij het leger in 1990. Dat deed ik liever niet. Maar nog langer studeren had geen zin voor mij. Ik moest toch naar het leger. Aan burgerdienst dacht ik niet. Dan verloor ik nog meer tijd. En mijn vader kende iemand bij het leger. Zo ging dat vaak. Die persoon zorgde er dan voor dat je dicht bij huis kon blijven. Doen alsof ik een handicap had, deed ik liever niet. Zo werd ik soldaat.

Je moest een opleiding volgen van een maand. Die opleiding was voor mij in Heverlee bij Leuven. Ik kreeg een opleiding als chauffeur. Ik leerde het leger al snel kennen. Er waren beroepssoldaten die graag de baas speelden over ons. En de opleiding was niet zinvol. Voor de proef van chauffeur kregen we de vragen op voorhand.

Verveling

Daarna moest ik naar een kazerne in Wommelgem bij Antwerpen. Het was meer een postkantoor. Elke dag moest ik brieven rondbrengen. Ik reed dan met een auto naar andere kazernes in de provincie. Die job was niet slecht. Ik moest niet zoals andere soldaten naar de grens bij Oost-Duitsland. Toch vond ik de periode een verloren tijd. Je kreeg voor die dienstplicht heel weinig geld. En het leger maakte op mij geen goede indruk. Heel wat beroepssoldaten zaten liever in de bar. Ik zag veel verveling bij de jongeren die hun dienstplicht deden.

Vrede

Ik weet dat er mensen zijn die de dienstplicht een goed idee vinden. Want in het leger zou je een echte man worden. Het zou de jongeren ook veel leren over orde. Ik vind dat onzin. Eigenlijk heb ik spijt van mijn dienstplicht. Ik had voor burgerdienst moeten kiezen. Mijn broer deed dat wel. Hij werkte in een centrum voor zorg. Dan is je werk nuttig. Dan heeft je werk meer met vrede te maken. En niet met oorlog.



Info: ‘Mijn Legerdienst’, nog tot 26 april 2020 in het Huis van Alijn, Kraanlei 65 in Gent. www.huisvanalijn.be

Tekst door Dominique Piedfort











 

Uit